5. Het rijke cultuurlandschap van Opsterland: Landschap, dorpen en mensen
In dit hoofdstuk gaan we in op de gelaagdheid en opbouw van het landschap. We eerst beschrijven hoe het landschap zonder invloed van mensenhanden is ontstaan. Want de basis voor het huidige landschap ligt voor het belangrijkste deel in de ijstijden. Daarna gaan we in op welke sporen mensenhanden in de rijke voorgeschiedenis van het huidige landschap hebben nagelaten. Zo hebben vanaf de middeleeuwen de veenontginningen belangrijke landschappelijke ingrepen opgeleverd. Dit heeft ook geleid tot het stichten van nederzettingen, waarvan onze huidige 16 dorpen een resultaat zijn. Daarna geven we een korte omschrijving van die dorpen en tot slot gaan we per dorp in op het DNA van de Opsterlander; de eigenheid van de bevolking.
5.1. Landschap van Opsterland
Het cultuurlandschap van Opsterland is het resultaat van een eeuwenlange wisselwerking tussen mens en natuur. Natuurlijke geologische processen hebben de grootschalige hoofdlijnen van het landschap gevormd. De resultaten hiervan zijn tegenwoordig deels nog te zien, maar liggen ook deels onder de grond. De gemeente ligt op de overgang van het Fries-Drentse keileemplateau naar het laaggelegen veengebied van Friesland. Het al in de voorlaatste ijstijd gevormde dal van het Koningsdiep (Alddjip) vormt het verbindende element tussen oost en west, tussen hoog en laag, tussen zand en veen, tussen dorpen en mensen en tussen de verschillende landschappen.
Vanaf de middeleeuwen heeft de mens een steeds grotere stempel op het landschap gedrukt. In deze periode is de blauwdruk van het huidige cultuurlandschap gemaakt. De landschappelijke inrichting was doorgaans sterk afhankelijk van lokale omstandigheden zoals de ondergrond en hydrologische omstandigheden. Zo kende Opsterland in de middeleeuwen nog omvangrijke hoogveencomplexen. Vanuit het Koningsdiep zijn deze hoogvenen ontgonnen. De typische opstrekkende verkaveling in de gemeente is hier een overblijfsel van. In latere perioden zijn steeds nieuwe lagen aan het Opsterlandse cultuurlandschap toegevoegd. Bepalende cultuurhistorische vormingsperioden waren onder andere de natte- en droge verveningen (turfwinning), de grootschalige aanleg van landgoederen en de ontginning van heidegebieden. Door al deze ontwikkelingen is er een sterk gelaagd en bijzonder rijk cultuurlandschap ontstaan.
1. Het natuurlijke landschap
De grootschalige hoofdlijnen van het landschap zoals we het nu tegenkomen zijn door natuurlijke geologische processen gevormd. In de voorlaatste ijstijd (Saale-ijstijd), de laatste ijstijd (Weichsel-ijstijd) en het Holoceen heeft het natuurlijke landschap gestalte gekregen. Het Pleistocene landschap is gevormd gedurende de twee laatste ijstijden. Daarna volgde het warmere en nattere tijdvak waarin we ons nu nog bevinden: het Holoceen.
1.1 Het pleistocene landschap
Als gevolg van de overheersende ijsstroomrichting tijdens de Saale-ijstijd kent het beekdal van het Koningsdiep tot Beetsterzwaag een noordoost-zuidwestelijke oriëntatie. Datzelfde geldt voor het keileemplateau aan weerszijden van het stroomdal. In de daaropvolgende Weichsel-ijstijd kreeg het landschap haar vorm door de overheersende noordelijke poolwinden. Op het keileemplateau ontstonden dekzandruggen en uitgestoven laagten (dit vormde later de dobben). De ruggen hebben de oudere noordoost-zuidwest oriëntatie als het ware overgenomen. Aan het einde van de Weichsel-ijstijd hebben zich tevens ijsheuvels in het landschap ontwikkeld, die na afsmelting grote cirkelvormige kraters achterlieten: pingoruïnes.
Landschappelijke en cultuurhistorische waarden / Kernkwaliteiten
- Ingesneden beekdal Koningsdiep
- Keileemhoogten, dekzandruggen en stuifzandkoppen (Bakkeveenster Duinen, Wijnjeterper Schar)
- Pingoruïnes (Turkenleech, Waskmar), dobben (Gânzemar, Siegerswoudster meer) en pingoreliëfranden
- Reliëfverschillen (Lippenhuisterheide, Hemrikkerscharren, Wijnjeterper Schar, Duurswouderheide, Bakkeveensterduinen, De Mersken)
- Vuursteenvindplaatsen, archeologie
- Zandkop Olterterp
- Voormalig dal De Draît
- Koningsdiep: fluvoglaciale esker (ontstaan als gevolg van ijssmeltwater) en grindrijke zanden
1.2 Het holocene landschap (hoogveenlandschap)
Door de zeespiegelstijging en de waterstagnerende werking van de keileemondergrond trad in de loop van het Holoceen grootschalige veenvorming op. Tijdens de maximale veenverbreiding in de vroege middeleeuwen was vrijwel geheel Opsterland bedekt met hoogveen, zelfs het lager gelegen westelijke deel van de gemeente (verdronken hoogveen). Het Koningsdiep was destijds een meanderende veenrivier die dienstdeed als afvoerweg van het water dat uit de hoogvenen en meertjes in het veen (meerstallen) kwam.
Landschappelijke en cultuurhistorische waarden / Kernkwaliteiten
- Koningsdiep als meanderende veenrivier
Het natuurlijke hoogveenlandschap zoals het Fochtelooërveen, met veenkoepels en meerstallen is volledig verdwenen. Resten van deze veenpakketten zijn nog te vinden onder kerkheuvels zoals die van Lippenhuizen en Wijnjewoude (Wijnjeterp).
1.3 Grondwaterstroming
Op zo’n 60 tot 100 meter diepte kent Opsterland een diepere grondwaterstroming. Deze stroming is grofweg ontstaan door de hogere ligging van het Drents Plateau aan de oostkant van de gemeente en het lager gelegen veen- en merengebied aan de westkant. Het grondwater stroomt langzaam van oost naar west en is ooit als hemelwater op het Drents plateau gevallen. Het water is honderden jaren onderweg voordat het binnen de grenzen van Opsterland aankomt. Het water is schoon en komt door de enorme druk bij lage gebieden nog wel eens als kwelwater naar boven. Door de hoeveelheid en kwaliteit en door filtering is het water ideaal als grondwater voor de waterwinning. Het gebied ligt ver van de zee af zodat er amper sprake is van verzilting.
2. De eerste zichtbare invloeden van de mens op het natuurlijke landschap
Vanaf het moment dat de mens zich definitief vestigde in het gebied wat nu gemeente Opsterland is, werd het gebied steeds verder in gebruik genomen. De natuurlijke hoogvenen en de veenkoepels waterden van nature af op het Koningsdiep. In de middeleeuwen gebruikten de agrarische ontginners dit reliëf om de venen in cultuur te brengen. Vanaf de late 10e eeuw startte deze ontginningsgeschiedenis vanuit Oldeboorn.
2.1 Het agrarisch veenontginningslandschap (hele gemeente)
In de 12e eeuw had de agrarische veenontginning die vanuit Oldeboorn op gang kwam het gebied in de omgeving van Bakkeveen al bereikt. Haaks op een veenstroompje of -rivier groeven de ontginners op gelijkmatige afstanden sloten de moerassen in. Rondom zo’n ontginningsblok werden zij- en achterkaden aangelegd, ook wel leidijken genoemd, tegen afstromend water uit het hoogveen. De veenboeren legden boerderijen aan op het veen en konden hier tijdelijk op akkeren, voornamelijk met rogge. Door de ontwatering richting het Koningsdiep kwam de top van het veendek droog te liggen, waarna deze begon te oxideren. Vanwege de maaivelddaling die dit tot gevolg had, begon het cultuurland te zakken en ontstond er een tweedeling in het landschap. In het oosten van de gemeente begon het zandlandschap weer aan de oppervlakte te komen. In het beekdal en in het westen lag de zandondergrond echter veel dieper. Door de maaivelddaling waren deze landschappen aan vernatting onderhevig. Al snel werden de opstrekkende sloten verder het onaangetaste hoger gelegen veenmoeras in getrokken. Door deze ontginningswijze ontstonden overal langs het Koningsdiep en diens zijrivier de Wispel langgerekte percelen met haaks daarop linten van boerderijen (nederzettingsas). Iedere boer had de beschikking over zijn eigen opstrek. Op de jongere verveningsdorpen na zijn alle dorpen in Opsterland op deze wijze ontstaan.
Landschappelijke en cultuurhistorische waarden / Kernkwaliteiten
- Opstrekkende verkaveling (landschappelijke blauwdruk)
- Bewoningslinten, nederzettingsassen (verdwenen boerderijplaatsen, oude kerkhoven, huisterpen, oude woonsteden)
- Zij- en achterkaden: leidijken
- Middeleeuwse voet- en kerkepaden
- Open
2.1.1 Het woudenlandschap in het oosten: houtwallen en heide
Op het zand bleef de opstrekkende verkaveling bestaan. Het grote verschil met het lager gelegen gebied is dat op de hogere zandgronden houtwallen en singels langs de opstrekkende percelen verrezen. Dit besloten landschap wordt verder gekenmerkt door kleinschalige bosjes, heideterreinen op dekzandruggen, dobben of pingoruïnes en de kenmerkende noordoost-zuidwest georiënteerde nederzettingsassen en wegen.
Landschappelijke en cultuurhistorische waarden / Kernkwaliteiten
- Houtwallen en singels
- Kleinschalige bosjes en heideterreinen
- Bewoningslinten, nederzettingsassen
- Binnen- en buitenwegen
- Leidijken
- Iekenhiemen (groene boerenerven met eikenbomen)
- Besloten
2.1.2 Het miedenlandschap in het westen: de hooilanden
In het westen van de gemeente en in de beekdalen was het veel natter. Veel van deze landerijen stonden gedurende de wintermaanden geheel onder water. Deze landerijen werden doorgaans als hooiland gebruikt, ook wel mieden of marschen (mersken) genoemd. Dit landschap concentreerde zich met name aan weerszijden van het Koningsdiep en diens voormalige zijrivier de Wispel. Voor een betere afwatering en waterberging werd in de hooilanden vaak een fijnmazig slotenpatroon aangelegd.
Landschappelijke en cultuurhistorische waarden / Kernkwaliteiten
- Hooilanden (mieden, marschen, mersken) en hooiwegen
- Dijken (o.a. langs het Koningsdiep, Leppedijk)
- Fijnmazig slotenpatroon (opstrekkend en dwarssloten)
- Meanders Koningsdiep en Wispel (Alde Ie)
- Voorden, bruggen, hout of til
- Open
3. De huidige landschapstypen
Door verdergaande schaalvergroting, toename van de bevolking, veranderingen in de waterhuishouding en nieuwe technieken in de landbouw zijn er diverse landschapstypen voortgekomen uit het zojuist benoemde woudenlandschap in het oosten en het miedenlandschap in het westen. Deze worden in deze paragraaf verder uiteengezet.
3.1 Hoogveenontginningslandschap
De opstrekkende kavels vanuit het Koningsdiep grenzen in het noorden aan de gemeenten Smallingerland en Westerkwartier en in het zuiden aan het voormalige Schoterland (nu gemeente Heerenveen). Helemaal achter in deze kavels lagen in de 17e en 18e eeuw nog vrijwel onaangetaste hoogvenen. Een aaneengesloten stelsel van leidijken zorgde ervoor dat het water niet uit deze hoogvenen kon wegstromen. De veenpakketten waren plaatselijk wel drie tot vier meter dik. Eeuwenlang werd dit hoogveen vrijwel alleen gebruikt om er op kleine schaal turf te steken.
3.1.1 Hoogveenontginning
Vanaf de 17e eeuw kochten investeerders, kooplieden en vooraanstaande Friese heren deze hoogvenen op om er turf te winnen. Het betreft hier ‘droge verveningen’. Door het graven van vaarten en wijken werd het hoogveen ontwaterd. Vervolgens konden de turven boven de waterspiegel worden afgestoken. De hoogvenen in het noorden werden aangesneden vanaf de toenmalige Ureterpster vaart. In het zuiden lagen de Schoterlandse compagnonsvaart met wijken naar Langezwaag en Jonkerslân en de Opsterlandse compagnonsvaart.
Landschappelijke en cultuurhistorische waarden / Kernkwaliteiten
- Vaarten en dwarsvaarten met een langgerekte lintvormige structuur
- Wijken en dwarswijken met een langgerekte lintvormige structuur
- Dijken en leidijken
- Sluizen, bruggen en sluiswachterswoningen
- Open
3.1.2 Veenkoloniaal landschap
Het zware verveningswerk werd uitgevoerd door vele veenarbeiders. Het gros van de veenarbeiders was afkomstig van elders. Zij streken neer langs de vaarten en bouwden daar een (tijdelijk) onderkomen. Op deze wijze ontstonden nieuwe nederzettingen als Frieschepalen, Ureterp aan de Vaart (voormalige buurtschappen Dalen en Pietersburen) en buurtschappen die genoemd zijn naar voormalige sluizen (vallaat) zoals Wijnjeterper Vallaat en Hemriker Vallaat. Na de verveningen ontstonden op de afgeveende gronden keuterontginningen. Tussen de wijken ontwikkelde zich zo een landschap met kleinschalige blokverkaveling.
Landschappelijke en cultuurhistorische waarden / Kernkwaliteiten
- Bewoning langs vaarten (veenkoloniaal dorp met lintbebouwing)
- Keuterontginningen tussen wijken en dwarswijken
- Een planmatige blok- of rechthoekige verkaveling
- Elzenzingels als perceelscheiding
- Open tot half open
3.2 Laagveenontginningslandschap en veenpolders (veenweide)
Het cultuurland in het lagere westen van Opsterland bestond in de 16e en 17e eeuw vrijwel uitsluitend uit hooilanden. De zeer natte hooilanden stroomafwaarts van het Koningsdiep overstroomden met enige regelmaat. Dit waren de bûtlânen. Vanaf de 17e eeuw veranderde het landschapsbeeld geleidelijk aan. Ook in dit laaggelegen gebied kwamen de verveningen op gang. Dat ging gepaard met investeringen in de waterstaat.
3.2.1 Veenderijenlandschap
De turfwinning in het westen van de gemeente ging op een hele andere manier dan bij de hoogveenontginningen. Rond de toenmalige hooilanden werden leidijken aangelegd om het gebied daarna met een watermolen te ontwateren. Van de bovenste drooggelegde veenlaag kon vervolgens turf worden gestoken. Pas rond 1750 werd in Friesland de Gieterse methode toegepast: Met een baggerbeugel werd veen van onder de waterspiegel vandaan omhoog gehaald. De opgeschepte veenbagger werd te drogen gelegd op legakkers of zetwallen. In de verveende gebieden bleef een stelsel van petgaten en legakkers achter, die door golfslag soms uitgroeiden tot veenplassen.
Landschappelijke en cultuurhistorische waarden / Kernkwaliteiten
- Leidijken
- Petgaten en zetwallen (legakkers)
- Dijken en dwarsdijken
- Duikers en zijlen
- Turfvaarten
- Open
3.2.2 Veenpolderlandschap
Na de relatief winstgevende periode van de verveningen bleef er veel onbruikbaar land over. In eerste instantie werden op individuele schaal verveende percelen bedijkt en bemaald om het land vervolgens weer geschikt te maken als hooi- of weiland. Grootschalige overstromingen leidden echter tot ingrijpende maatregelen. In collectief verband, zoals de Groote Veenpolder van Opsterland en Smallingerland, werden polderdijken (ringdijk) met een ringvaart aangelegd. Met windmolens, en later met stoomgemalen, werd het waterpeil gereguleerd en zodoende kon het land opnieuw worden ontgonnen, wat vaak een zeer fijnmazige strokenverkaveling opleverde.
Landschappelijke en cultuurhistorische waarden / Kernkwaliteiten
- Polderdijken (ringdijk) en ringsloten
- Poldervaarten
- Watermolens en gemalen
- Fijnmazige strokenverkaveling
- Overwegend lintbebouwing
- Open
3.3 Woudontginningslandschap
Het landschap van de woudontginningen ligt op de hogere, relatief droge dekzandruggen. Vanuit de hoogveenontginningen zocht men, door de vernatting van het land, deze hogere delen op en vestigde zich daar. Zo ontstaat er een overwegende lintbebouwing (met zichtlijnen tussen de bebouwing). De dorpskernen hebben zich vaak buiten het lint gevormd. Agrarische erven maken onderdeel uit van de lintbebouwing of liggen verspreid aan (zand)paden en dwarswegen.
Er zijn grote verschillen, van kleinschalige landschapselementen, zoals houtsingels, tot aan robuuste landschapselementen zoals bosstroken. Perceel beplanting bestaat uit houtsingels, houtwallen, bomenrijen en bosstroken. De overgangen naar de meer open gebieden, de beekdalen, hebben een rafelig karakter, doordat houtsingels en bosstroken in afwisselende lengtes doorlopen tot aan het open gebied. De erven zijn vaak verbonden met het landschap doordat de perceel beplanting van het erf doorloopt in het aangrenzende landschap.
3.3.1 Woudontginning
Doordat met de ontginning het veen oxideerde vestigden de mensen zich steeds verder van de beek af en uiteindelijk op de hogere dekzandruggen. De langgerekte kavels staan haaks op de ontginningsbasis vaak vanaf de overgang van het beekdal richting de hoge dekzandrug. Met de vestiging van de bewoners kwam er ook meer beplanting in de vorm van bossen, bosstroken en andere landschapselementen. De infrastructuur wordt gevormd door oost-west gelegen parallelle hoofdwegen met een intensieve ontsluiting door (zand)paden en wegen. Op het hoogste deel van de dekzandrug ligt de binnenweg (Binnenwei) en de buitenweg (Bûtewei) ligt op de overgang van de rug naar het beekdal. De latere, nieuwe ruilverkavelingswegen lopen evenwijdig aan de lengterichting van de dekzandrug. De waterstructuur bestaat uit sloten en vaarten. Cultuurhistorische elementen zijn dijken evenwijdig aan de beeklopen en klokkenstoelen in de dorpslinten.
Landschappelijke en cultuurhistorische waarden / Kernkwaliteiten
- Langgerekte kavels, haaks op de ontginningsbasis
- Infrastructuur in oost-west richting, latere verbindingen noord-zuid
- Dijken evenwijdig aan de beek en klokkenstoelen
- Open – besloten, met langgerekte doorzichten
3.4. Heideontginningslandschap
Tot het einde van de 19e eeuw waren heidevelden gezichtsbepalend voor de hogere delen in het landschap. De heidevelden kwamen vooral voor op de dekzandruggen en in het oosten van de gemeente. In de late 19e eeuw en in de eerste helft van de 20ste eeuw zijn de heidegronden omgezet in weidegrond en bouwland. Met deze ontginningen werd ook de verkaveling gerationaliseerd. Een goed voorbeeld is de heideontginning van het Voorwerkersveld bij Bakkeveen (1910-1916), die blokmatig werd verkaveld en waar nieuwe boerderijen verrezen. Een ander deel van de heideterreinen werd beplant met naaldbomen. Veel van deze bosopstanden zijn nog altijd aanwezig. Het resterende deel van de heideterreinen is inmiddels aangewezen als natuurgebied.
Landschappelijke en cultuurhistorische waarden / Kernkwaliteiten
- Rationele blokverkaveling en wegaanleg
- Keuterontginningen, ontginningsboerderijen
- Naaldbossen
- Reliëf
- Open en besloten
3.5 Landgoederenlandschap
Vooral rond Beetsterzwaag zijn tussen de 17e en 19e eeuw diverse landgoederen ontstaan. In Bakkeveen is er sprake een landgoed rond de Slotpleats. De landgoederen zijn hoofdzakelijk gesticht door vermogende patriciërs die hun kapitaal te danken hadden aan de turfwinning. Dit geplande landschap was voor een groot deel geënt op de bestaande structuren van het woudenlandschap. Binnen deze structuren werden bij het landhuis fraaie tuinen en parken aangelegd met aangrenzend omvangrijke productiebossen met onder andere hakhout en karakteristieke lanenstelsels.
Landschappelijke en cultuurhistorische waarden / Kernkwaliteiten
- Landgoederen
- Parktuinen met laanbeplanting, bomenrijen, waterpartijen, bosschages, houtwallen en singels
- (zicht)lijnen en vergezichten
- Sterrenbossen, beukenhiem, 12 apostelen
- Wegen- en padenstelsel; Kettinglaan, Scherpschutterslaan, Freulesingel
- Tuinstructuren, tuinmuren en –hekken
- Aangrenzende verkaveling
- Waterpartijen en –structuren; Beetstervaart, Opvaart
- Relatie tussen landgoedstructuren en –elementen en landschap eromheen
- Productiebossen Landgoedbossen
- Hakhoutcultuur
- Open – besloten
4. Het beekdal Koningsdiep
Het beekdal van het Koningsdiep loopt van het hoger gelegen oosten naar de lager gelegen veenpolders in het westen van Opsterland. Het beekdal loopt vandaag de dag als een zelfstandige eenheid, gekanaliseerd, open en lager gelegen, langs en door de verschillende landschappen.
Landschappelijke en cultuurhistorische waarden / Kernkwaliteiten
- Geen ontsluiting parallel langs de beek. Op enkele plaatsen doorkruisingen (bruggen)
- Open
- Gekanaliseerde en deels meanderende beek
- Wordt/is ingericht als natuurgebied
5. De ruilverkavelingen
In het Friese landschap hebben gedurende de tweede helft van de 20e eeuw de nodige ruilverkavelingsprojecten plaatsgevonden, zo ook in Opsterland. De ruilverkaveling van én langs het Koningsdiep vormt wellicht de meest ingrijpende. De bovenloop van het beekdal werd genormaliseerd (minder bochtig), gronden in het beekdal werden met behulp van zandwinning geëgaliseerd en de ontsluiting van het gebied werd verbeterd door aanleg van een weg. De ruimtelijke weerslag van dergelijke ruilverkavelingen is doorgaans een verbeterde bereikbaarheid en ontsluiting van de percelen in combinatie met en een rationalisering (of schaalvergroting) van de verkaveling. Historische verkavelingsstructuren zijn verdwijnen daardoor grotendeels uit het landschap verdwenen.
Landschappelijke en cultuurhistorische waarden / Kernkwaliteiten
- Rationele verkaveling
- Ruilverkavelingssloten
- Rechte wegen
- Ruilverkavelingsbossen
- Open/besloten
5.2. De dorpen: in het landschap en hun kenmerken
Binnen de gemeente Opsterland liggen zestien dorpen en drieëntwintig buurtschappen. Een groot deel hiervan is van middeleeuwse oorsprong. De naam Opsterland komt al voor het eerst voor in 1395 als Upsaterland, in een oorkonde van Frederik, bisschop van Utrecht. Bijzonder is dat de bestuurlijke grens van Opsterland eeuwenlang onveranderd gebleven is. De huidige gemeentegrenzen zijn nog identiek aan de periode dat Opsterland een grietenij (rechtsgebied) was. Evenals veel andere Friese grietenijen is Opsterland een gedeelte van een uiteengevallen oude gouw. In dit geval de Boornegouw, die het Oost-West gerichte dal van de Boorne besloeg, dat ter weerszijden geflankeerd wordt door de dekzandruggen, die deels met hoogveen waren bedekt.
Een grietenij werd bestuurd door een grietman (rechter en bestuurder) met mederechters, die ook belast waren met (een deel van) de rechtspraak. De eerste vermelding van de aanwezigheid van een grietman in Opsterland komt uit 1471. In de navolgende eeuwen waren grietmannen afkomstig uit voorname geslachten als Fockens, Lycklama à Nijeholt, Van Lynden, Van Boelens en Van Teyens. Het oude gerechtsgebouw in de Hoofdstraat herinnert aan de belangrijke rol die Beetsterzwaag binnen Opsterland had. Na de invoering van de gemeentewet in 1851 werden er echter geen grietmannen meer aangesteld, maar werden gemeenten aangestuurd door burgemeesters. In paragraaf 2.1.A. “Het landschap” zijn de verschillende landschapstypen beschreven. De dorpen hebben we geordend per landschapstype. Hieronder geven we een korte beschrijving per dorp. Op deze wijze ontstaat beter beeld van hun specifieke kenmerken, zoals ligging en morfologie, in combinatie met sociaal maatschappelijke duidingen..
1. Hoogveenontginningslandschap
1.1. Frieschepalen
Frieschepalen (Fryske Peallen) ligt tegen de grens met de provincie Groningen, naast de dorpen Siegerswoude en Ureterp. Het ligt aan de doorgaande weg van Bakkeveen naar de snelweg A7 van Heerenveen naar Groningen. Het dorp telde in 2021 1.015 inwoners en is in de 18e eeuw ontstaan als ontginningsdorp in het hoogveengebied. Met de palen in de dorpsnaam worden de grenspalen langs de grens met Groningen bedoeld. Frieschepalen is pas in 1953 benoemd tot zelfstandig dorp. Voor die tijd maakte Frieschepalen deel uit van Siegerswoude. Vanaf ongeveer 1660 werd de Grote Veenvaart naar Bakkeveen gegraven om de venen in het noordoosten van Opsterland te kunnen exploiteren. Bij Frieschepalen maakte deze vaart met verlaat en ophaalbrug een buiging naar het zuidoosten. Er stonden enkele huizen en een herberg. De vaart is gedempt en nu is de Tolheksleane de hoofdader van het dorp, een laan met mooie eiken en bebouwing van vooral vrijstaande woningen, enkele boerderijen en een kerkje met dakruiter uit 1928.
2.Laagveenontginningslandschap en veenpolders
2.1. Nij Beets
Nij Beets is een jong streekdorp, gesticht door veenarbeiders. Het is ontstaan toen de turfwinning rond 1860 begon. De erbarmelijke werk-, woon- en leefomstandigheden van de arbeiders waren de voedingsbodem voor een felle sociale strijd. In Nij Beets is de geschiedenis van de verveningen en wat dit betekende voor de veenarbeiders en het landschap te zien in openluchtmuseum It Damshûs. Door het dorp loopt het Polderhoofdkanaal. Dit kanaal is geopend in juli 2015. Het is onderdeel van de Turfroute (een cultuurhistorische vaarroute over de vaarten waar vroeger de turfschepen langs voeren) en komt uit in het Nationaal Park De Âlde Feanen. In het dorp wonen relatief veel jonge gezinnen met kinderen en jongeren. Het telde in 2021 1.670 inwoners.
Tussen Nij Beets en de A7 ligt ten zuid-oosten van het dorp een grondwaterwinning- en drinkwaterproductielocatie.
2.2. Tijnje
Tijnje (De Tynje) is een woondorp, gelegen in het westelijk veenweidegebied van Opsterland. Het dorp ligt vlakbij natuurgebied "De Deelen". In 2021 telde het ruim 1.530 inwoners. Het oorspronkelijke karakter van dit agrarisch veenontginningsdorp was een wegdorp. Tijnje is een vernederlandsing van het Friese woord tynje, waarmee oorspronkelijk een visdam in een waterloop werd aangeduid. Tijnje is ontstaan in de negentiende eeuw ten tijde van de turfgraverijen in het laagveengebied in het westen van Opsterland. Rond 1800 kwamen de eerste turfgravers en verveners naar het gebied rond Tijnje. De voormalige gereformeerde kerk uit 1921 aan de Rôlbrêgedyk is als betonnen gebouw uniek vanwege de architectuur en constructie, en het staat op de monumentenlijst.
De oprichting van de coöperatieve zuivelfabriek 'Volharding II' in 1916 was van groot belang voor Tijnje. Het kan beschouwd worden als het einde van de verveningsindustrie. Er ontwikkelde zich nadien een gezonde middenstand met een breed scala aan vaak eenmansbedrijven. Die varieerden van smid tot wagenmaker, van bakker tot slager, van caféhouder tot kruidenier, van schoenmaker tot fietsmaker, van huisschilder tot timmerman.
Na de Tweede Wereldoorlog kwam er geld vrij om het dorp te moderniseren. Omstreeks 1955 werden de rakken gedempt ten gunste van een rondweg. Zelfs de eeuwenoude Wispel werd gedicht. Een deel van het even oude Moerdiep werd versmald en rechtgetrokken. Tijnje heeft toen veel van zijn oorspronkelijke karakter verloren ten gunste van ruilverkaveling, intensieve landbouw en werkverschaffing.
In dezelfde periode werd de A7 tussen Heerenveen en Drachten aangelegd als vlakke tweebaansweg. Het zorgde ervoor dat Tijnje veel gemakkelijker bereikbaar werd, wat zeker in het voordeel is geweest van de economische groei en welstand in het dorp.
2.3. Jonkersland
Jonkersland (Jonkerslân) ligt aan de zuidrand van de gemeente Opsterland, aan de weg van Gorredijk naar Langezwaag. Het dorp was tot 1988 een buurtschap van Langezwaag, maar werd daarna zelfstandig. Het dorp is vervolgens onder meer uitgebreid met de kleine wijk Feanborch. Met net geen 300 inwoners is Jonkersland het op een na kleinste dorp van de gemeente Opsterland. Het dorp is te typeren als een streekdorp zonder een duidelijk dorpscentrum. Wonen is de hoofdfunctie van het dorp. De kern van het dorp wordt min of meer bepaald door de plaats van het dorpshuis en de basisschool. Het dorp kent een actieve bevolking. De inwoners houden met elkaar 18 verenigingen, commissies en werkgroepen in stand, die zich bezighouden met allerlei facetten van de leefbaarheid in het dorp.
2.4. Luxwoude
Luxwoude (Lúkswâld) is van oorsprong een veenontginningsdorp en hoort bij de kleinere dorpen van de gemeente. In 2021 telde het 430 inwoners. Het dorp wordt gekenmerkt door een lintbebouwing langs de Hegedyk, de Alde Leane en de Lúkster Heawei. De hoofdfunctie van het dorp is het wonen. Luxwoude is gelegen in het westen van Opsterland in het veenontginningslandschap. Luxwoude was lange tijd het kleinste dorp van de grietenij Opsterland. In 1749 woonden er slechts drie gezinnen en telde het maar tien stemhebbende inwoners. Aan het eind van de achttiende eeuw nam het aantal bewoners toe door de turfwinning in de omgeving. Luxwoude heeft nooit een kerk gehad en hoorde in de 16de eeuw kerkelijk bij Gersloot in de aangrenzende grietenij Aengwirden.
Ten oosten van Luxwoude en de A7 ligt een (beoogde) Grondwaterwinning- en drinkwater-productielocatie.
2.5. Langezwaag
Langezwaag (Langsweagen) ligt aan de weg van Gorredijk naar Heerenveen, in de zuidwestelijke punt van de gemeente Opsterland. In 2021 had het dorp 1.050 inwoners. Onder het dorp vallen ook de buurtschappen Nieuwe Vaart en Wijngaarden (deels). Het dorp Jonkersland was tot 1988 ook een buurtschap van Langezwaag. Langezwaag ligt op de grens tussen zand- en veengronden. Ten westen en zuiden van Langezwaag is sprake van een open landschap en ten oosten en noorden heeft het landschap een gesloten karakter.
De naam Langezwaag houdt verband met de ligging van de gronden. Langgerekte landerijen (zwagen) liepen vroeger van het riviertje de Oude Ee in het noorden tot voorbij de Skoatterlânske Kompanjonsfeart in het zuiden. Langezwaag is één van de oudere dorpen in de gemeente Opsterland, een dorp van boeren, die het vooral moesten hebben van akkerbouw (rogge en boekweit); koeien en schapen werden vooral gehouden vanwege de mest.
3. Het woudontginningslandschap
3.1. Beetsterzwaag (landgoederenlandschap)
Beetsterzwaag (Beetstersweach) is een dorp in het hart van de Friese Wouden. Beetsterzwaag was vroeger al een dorp met aanzien. Niet voor niets staat het dorp ook wel bekend als het ‘Wassenaar van het Noorden’. Hoewel het niet de grootste kern van Opsterland is, is het gemeentehuis er gevestigd. Op 1 januari 2021 telde het dorp 3.610 inwoners. Diverse monumentale panden en tuinen in de Hoofdstraat, die minstens drie en een halve eeuw oud is, zijn stille getuigen van de rijke adellijke bewoners in de 18e en 19e eeuw. De tuinen bij de landgoederen, ooit het genot van enkelen, staan nu open voor iedereen. Beetsterzwaag telt 46 rijksmonumenten en is ook een springlevend dorp. Historische rijkdommen worden met hedendaagse aantrekkelijkheden gecombineerd: restaurants, winkels en boetieks, wandel- en fietsmogelijkheden in de bossen en vele kunstzinnige galeries.
3.2. Olterterp (landgoederenlandschap)
Olterterp, ten oosten van Beetsterzwaag, is het kleinste dorp van de gemeente met ongeveer 90 inwoners in 2021. Onder het dorp valt ook de buurtschap Heidehuizen.
In Olterterp staat een kerk uit 1415 met een toren uit de 18e eeuw. Olterterp komt in 1315 voor als Utrathorp. Utrathorp vormt samen met het dan Urathorp genoemde Ureterp een namenpaar dat de ligging van de beide dorpen ten opzichte van de rivier de Boorne aangeeft. Het Oudfriese ûtere betekent "buitenste" of "aan de buitenkant gelegen", Olterterp is dus het stroomafwaarts gelegen dorp.
3.3. Gorredijk
Gorredijk (De Gordyk) is het grootste dorp van Opsterland, met in 2021 7.415 inwoners. Het dorp heeft een centrumfunctie voor de omliggende dorpen, met een hoog voorzieningenniveau. Het is vanwege het winkelbestand, het midden en kleinbedrijf en de werkgelegenheid tevens van regionale betekenis.
Gorredijk is door turfwinning ontstaan. De betekenis van Gorredijk stamt af van de zogenaamde "Vlecke", waar in het verleden goederen werden ingevoerd, opgeslagen en verhandeld. In Gorredijk werd vooral veel turf doorgevoerd. Een duidelijk zichtbare herinnering aan de tijd van de turfwinning is de Opsterlânske Kompanjonsfeart (Opsterlandse Compagnonsvaart) die dwars door het dorp loopt. Deze vaart is onderdeel van de Turfroute, een prachtige recreatieve vaarroute, die vooral in de zomer zorgt voor een gezellige drukte in het dorp.
Gorredijk is van oorsprong een lintdorp langs de Opsterlandse Compagnonsvaart met als belangrijkste straten de Brouwerswal, Kerkewal, Molenwal en Langewal. De vaart wordt gekruist door de Hoofdstraat. Buurten als het Leantsje, De Helling en De Vlecke zijn begin jaren zeventig gebouwd. In de jaren tachtig zijn straten ontwikkeld als de Spinnerij, Brouwerij, Wolkammerij, Weverij, Mouterij en Kuperij. Recentere woonbuurten zijn Trimbeets en plan Loevestein, dat in fases wordt opgeleverd. Deze laatste brengt Gorredijk en Lippenhuizen dichter bij elkaar.
Onder het dorp vallen ook de buurtschappen Oosterend en Kortezwaag. Kortezwaag (Fries: Koartsweagen) was van 1315 tot 1962 een zelfstandig dorp. Daarna vormden Gorredijk en Kortezwaag een dubbeldorp als Gorredijk-Kortezwaag, maar na enkele jaren werd besloten dit te verkorten tot Gorredijk en zo werd het oudere Kortezwaag per 1969 een buurtschap van Gorredijk. De buurtschap Kortezwaag wordt meestal vanaf het sportveldencomplex Kortezwaag gerekend met de bewoning aan De Leijen, de Dwersfeart en de verbindingsstuk van de Nijewei tussen De Leijen en de Dwersfeart.
3.4. Hemrik
Hemrik (De Himrik), is een klein dorpje in het zuiden van de gemeente Opsterland. In 2021 had het dorp 755 inwoners. Onder het dorp vallen ook de buurtschappen Hemrikerverlaat, Sparjebird (grotendeels) en Welgelegen (klein deeltje).
De naam komt van het Oud-Friese hemrike en betekent marke; "gemeenschappelijke grond" of "dorpsgebied". In de omgeving van Hemrik is het unieke coulisselandschap te vinden. Het coulisselandschap bestaat uit weilanden met houtwallen (houtsingels). In de omgeving zijn verschillende wandel-, fiets- en ruiterpaden te vinden. Hemrik ligt in het heidelandschap en vlakbij de vallei van het Koningsdiep. Het dorp ligt langs de Opsterlânske Kompanjonsfeart (Opsterlandse Compagnonsvaart). Langs de vaart staan karakteristieke en sfeerbepalende sluiswachterwoningen.
3.5. Lippenhuizen
Lippenhuizen (Lippenhuzen) is van oorsprong een agrarisch dorp, dat vroeger Kobunderhuizen werd genoemd. In 2021 telde het 1.300 inwoners. Via de Compagnonsfeart is het dorp verbonden met Hemrik, Gorredijk en Terwispel. Dit deel van de Turfroute voert door een coulisselandschap (Beekdal en zandrug cultuurlandschappen). Te voet of op de fiets laat het landschap zich ookbewonderen. Een mooi uitstapje is de Liphústerheide, een schitterend heideveld langs het Koningsdiep.
3.6. Terwispel
Terwispel ligt in het westen van de gemeente Opsterland, dichtbij Gorredijk. In 2021 telde het 1.000 inwoners. Onder het dorp valt ook de buurtschap Kooibos. Het is gelegen vlak bij een bosrijke omgeving. Het behoort tot de oudere nederzettingen van de gemeente en heeft van oorsprong een agrarisch karakter.
Terwispel is één van de oudere nederzettingen van de gemeente. Het dorp ligt op de grens tussen twee landschapstypen. Ten westen van het dorp ligt het open landschap en ten oosten het coulisselandschap. Er is sprake van een mengvorm van een wegdorp en een waterstreekdorp. De weg "De Streek" en het water "De Nieuwe Vaart" vormen een kruising waarlangs het dorp zich heeft ontwikkeld.
3.7. Ureterp
Ureterp (Oerterp) is één van de oudere boerennederzettingen op de hogere zandruggen ten noorden van het Koningsdiep. In 2021 had Ureterp 4.860 inwoners. Er wonen in Ureterp relatief veel forensen, een gevolg van de gunstige ligging ten opzichte van Drachten (6 km), Drachten, de A7 en de N381.
Ondanks de nabijheid van Drachten als verzorgende kern, heeft Ureterp voor de omliggende dorpen (Frieschepalen, Siegerswoude en Wijnjewoude) een verzorgende functie. Ureterp is na Gorredijk het tweede dorp van de gemeente Opsterland.
Ureterp is een weg- of streekdorp, dat in tegenstelling tot andere wegdorpen niet door de vervening is ontstaan. De langgerekte vorm is een gevolg van de ligging op de dekzandrug tussen de oorspronkelijke Drait en het Koningsdiep. De eerste bewoning vond plaats op deze zandrug en moet zeker al een duizend jaar oud zijn. De naam Ureterp (Urathorp, met het Friese oer = boven) wordt verklaard uit de ligging ten opzichte van het Koningsdiep. Ureterp ligt bovenstrooms. Terp betekent hier dus dorp.
3.8. Wijnjewoude
Wijnjewoude (Wynjewâld) is net als Ureterp een van de oudere boerennederzettingen in Opsterland. Het dorp telde in 2021 2.055 inwoners. Het dorp ligt tussen Bakkeveen en Hemrik vlakbij de oostgrens van de gemeente. Onder het dorp vallen ook de buurtschappen Klein Groningen, Moskou (deels), Petersburg (deels), Sparjebird (deels) en Wijnjeterpverlaat.
Duurswoude en Wijnjeterp waren twee streekdorpen die in de late Middeleeuwen in elkaars verlengde op een zandrug tussen Koningsdiep en Tjonger zijn ontstaan. Ze zijn in 1974 tot het dorp Wijnjewoude samengevoegd. De omgeving is parkachtig en nodigt uit tot recreatie. Wijnjewoude kent meerdere campings, minicampings en natuurcampings. De bossen ten oosten van het dorp zijn in de tweede helft van de 19de eeuw aangelegd in opdracht van de familie Lycklama à Nijeholt. Er zijn vele wandel- en fietsroutes door het groen; met als parel de Duurswouderheide tussen Bakkeveen en Wijnjewoude. Het is het grootste heideveld van Fryslân, met pingoruïnes (dobben). Wijnjewoude ligt met Klein Groningen ook aan de Compagnonsfeart, en daarmee langs de Turfroute.
4. Heideontginningslandschap
4.1. Bakkeveen
Bakkeveen (Bakkefean) is een dorp vlakbij het drie-provinciënpunt Friesland, Groningen en Drenthe. Het dorp had in 2021 1.905 inwoners. Een bijzonder stukje Friesland waar het bos, de heide en duinen de boventoon voeren. Bij Bakkeveen liggen de Bakkeveense Duinen. Dit is een heide- en bosgebied dat onaangeroerd is door de veenontginning in de 19e eeuw. Twee eeuwen geleden zag heel Zuidoost- Friesland er zo uit. De enige schaapskooi in Friesland bevindt zich op de aangrenzende heide van Allardsoog en de heide van Bakkeveen. Bakkeveen ligt in het oostelijk stroomgebied van het Koningsdiep dat ten noordoosten van Bakkeveen ontspringt. Het beekdal van het Koningsdiep wordt opnieuw ingericht waarbij de beek zijn oorspronkelijke meanderende loop zal terugkrijgen. Drie organisaties beheren de natuurgebieden rondom Bakkeveen: Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en It Fryske Gea. Bakkeveen heeft ook een landgoed, De Slotpleats, met bijbehorend bos. Dit sluit ook aan bij het landgoederenlandschap.
Onder het dorp valt ook een deel van de buurtschap Allardsoog en een stukje van het dorp Waskemeer. Het ligt in een gebied met vakantieparken en er zijn veel mogelijkheden tot recreëren. Er is een openluchtzwembad en het grootste doolhofpark van Noord-Nederland.
Bakkeveen is ook een forensendorp; veel inwoners zijn voor het werk georiënteerd op plaatsen als Drachten, Leeuwarden, Heerenveen en (in mindere mate) Groningen en Assen.
4.2. Siegerswoude
Het dorp Siegerswoude (Sigerswâld) ligt in een halfopen tot open hoogveenontginningsgebied, op de grens tussen het brongebied van het Koningsdiep en de noordelijke zandrug. In 2021 telde Siegerswoude 835 inwoners. Vroeger waren er drie woongebieden, in het noorden ontwikkelde een buurtschap bij de schans zich tot het zelfstandige dorp Frieschepalen. In het zuiden werd Bakkeveen een zelfstandig dorp. En in het midden, It Foarwurk, ontstond het huidige Siegerswoude. In de Middeleeuwen stond er een uithof van het klooster van Smalle Ee. De turfwinning betekende een nieuwe impuls voor de streek. Het oorspronkelijke centrum is nu de kruising met de Bakkefeanster Feart.
Siegerswoude kent drie woongebieden: het eigenlijke dorp aan de Binnenwei en in het verlengde de Bremerwei, de buurtschap Voorwerk tot aan De Wilp en de noordwesthoek tussen Frieschepalen en De Wilp, langs het kanaal en het Langpaed.
5.3. De mensen: Het DNA van de Opsterlander; de eigenheid van de bevolking
1. Opsterlandse identiteit
Het bijzondere van Opsterland ligt niet alleen in de verscheidenheid van de landschapstypen, ook de bewoners en de dorpen hebben hun eigen kwaliteiten. De ontwikkelingen die zich voordeden in het landschap en de woon- en werkomstandigheden van de bevolking hebben hun sporen achtergelaten in het landschap en bijgedragen aan de vorming van de identiteit van de bewoners in de verschillende dorpen. De Friese taal is een belangrijke verbindende factor binnen de zestien dorpen en drieëntwintig buurtschappen van Opsterland. Het dorpse karakter van de gemeente wordt door inwoners gekoesterd en het ‘ons kent ons’ is kenmerkend voor de dorpscultuur: op straat groet men elkaar, er heerst saamhorigheid en er is sprake van een sterke sociale binding. De bewoners van de dorpen zijn trots op eigen dorp en hun verleden en zij voelen zich verbonden met de bijzondere kenmerken van het landschap, zowel natuurlijk als door mensenhanden gemaakt.
Belangrijk voor de herkenbaarheid en de Opsterlandse identiteit zijn naast het landschap de cultuurhistorisch waardevolle- en monumentale gebouwen, zoals de keuterboerderijtjes, de statige panden van Beetsterzwaag en de landgoederen van Olterterp en Bakkeveen, de kerken, koetshuizen, schoolgebouwen, karakteristieke boerderijen en arbeiderswoningen, en ander cultureel erfgoed als klokkenstoelen, grafmonumenten en grenspalen. Daarnaast bevat ons ‘bodemarchief’ nog veel sporen, zowel zichtbaar als onzichtbaar. Ze tonen hoe mensen in Opsterland vroeger leefden en werkten. Identiteit wordt ook gevormd door immaterieel erfgoed, zoals verhalen van en over vroeger, door kunstuitingen als muziek en toneel, door ambachten, gebruiken, tradities en feesten. Ze geven een gevoel van verbondenheid met vorige generaties en zijn de moeite waard door te geven aan generaties die volgen.
2. De oudste nederzettingen aan het Koningsdiep
Opsterland maakt deel uit van regio de Friese Wouden. De naam Opsterland komt voort uit de vroegere Oudfriese benaming Upsaterland. Het verwijst mogelijk naar de bewoners die zich vestigden in nederzettingen op de hoger gelegen zandruggen boven en onder het Koningsdiep, ook wel bekend als het Alddjip of de Boorne, en op het hogere gebied aan de zijrivier de Wispel. Archeologische vondsten tonen aan dat er al sprake was van bewoning tijdens de oude steentijd.[2] De bekendste archeologische vondst in Opsterland is de in 1939 gevonden vuistbijl van Wijnjeterp, die een geschatte ouderdom van 100.000 jaar heeft. Er zijn bovendien tal van vuursteenvindplaatsen aangetroffen, onder meer nabij Ureterp, Bakkeveen en Siegerswoude. Vondsten bestaan uit pijlpunten, vishaakjes, schrabbers en andere werktuigen behorende tot de Hamburg-, Magdalénien- en Creswellcultuur (jong paleolithische culturen uit de periode 35.000-10.000 v. Chr). Ook uit de middensteentijd (ca. 10.500 v.Chr-ca. 6000 v.Chr), waar kleine vuurstenen werktuigen kenmerkend voor zijn, zijn diverse vindplaatsen bekend. Bovendien lagen er diverse grafheuvels in Opsterland. In de loop van de bronstijd (2000-800 v.Chr) lijkt de aanwezigheid van bewoners te verdwijnen. Het duurde tot vermoedelijk de late tiende eeuw voor er zich weer bewoners vestigden. Archeologische vondsten uit recentere periodes tonen aan dat de bewoning in Opsterland vanaf toen een doorgaand proces was: in Siegerswoude werden de restanten van een ijzersmelterij gevonden en nabij Bakkeveen, Siegerswoude en Nij Beets zijn er sporen van middeleeuwse huissteden met veenpotten en stookplaatsen (met resten van bolpotten) gevonden.
De bewoning concentreerde zich voornamelijk langs de Boorne. Er is aangetoond dat er op diverse plaatsen een oud kerkhof lag; dit was de oorspronkelijke locatie van de woonkernen. De bewoning verplaatste zich echter langzaamaan steeds verder van de rivier af, waardoor de kenmerkende lintbebouwing ontstond met hier en daar een meer geconcentreerde bewoning: de huidige dorpen. Het lint van dorpen dat gelegen was boven de Boorne bestond uit Beetsterzwaag, Olterterp, Ureterp en Siegerswoude, het lint bezuiden de Boorne uit Terwispel, Lippenhuizen, Hemrik en Wijnjewoude. De plaatsen Luxwoude, Langezwaag, Kortezwaag vormden een kleiner lint aan de Wispel. De dorpen hebben elk een eigen karakter en historie, waardoor er niet alleen sprake is van een Opsterlandse identiteit, maar ook van verschillende dorpsidentiteiten.
3. De Opsterlandse identiteit en de dorpsidentiteiten
Woorden die passen bij Opsterlanders zijn ondernemend, zelfredzaam, nuchter en bescheiden. De mensen zijn eerlijk, betrouwbaar, rechtdoorzee en soms een tikkeltje eigenzinnig. Er heerst een mentaliteit van doorpakken en met name in de kleinere dorpen, van ‘samen dingen doen’; inwoners voelen zich verantwoordelijk voor de kwaliteit van de leefomgeving en dragen graag hun steentje bij aan de beschikbaarheid van diverse voorzieningen. Veel voorzieningen in de dorpen worden door inwoners van de dorpen zelf beheerd, zoals diverse sportaccommodaties, dorpshuizen en (natuur)zwembaden. De inwoners van Luxwoude onderhouden zelfs gezamenlijk de honderd jaar oude zweefmolen die jaarlijks gebruikt wordt tijdens het dorpsfeest. Opsterland kent sterke sociale structuren en de inwoners vormen een hechte gemeenschap. Mensen uit verschillende lagen van de samenleving kennen elkaar via de vele sport- muziek-, zang-, en toneelverenigingen. Terwispel, bestaand uit ongeveer 1000 inwoners, heeft maar liefst 12 buurtverenigingen.
Naast overeenkomsten zijn er ook verschillen, niet alleen tussen het oostelijke en westelijke deel van Opsterland, maar ook binnen de dorpen zelf, die voortkomen uit de eigen plaatselijke geschiedenis. Zo is Beetsterzwaag vanouds de zetelplaats van het Opsterlandse bestuur. Beetsterzwaag was al in de middeleeuwen het centrum van de grietenij Opsterland.
Adellijke en patricische grootgrondbezitters lieten in en buiten het dorp stijlvolle landhuizen en omvangrijke bossen na. Olterterp was in de achttiende eeuw bijna geheel in bezit van de familie Van Boelens. De Roodbaardtuinen in beide dorpen zijn tot ver buiten de gemeentegrenzen bekend. Door de goede bereikbaarheid middels de A7 is Beetsterzwaag de afgelopen decennia een gewilde woonlocatie geworden, waar ook forenzen zich vestigen. Er bestaat een actief verenigingsleven en inwoners voelen zich zeer betrokken bij het wel en wee binnen het dorp. Er wordt veel opgepakt op het gebied van ontspanning en cultuur, waarbij de historie van Beetsterzwaag regelmatig een belangrijke rol speelt. Bovendien is Beetsterzwaag populair onder beeldend kunstenaars, wat onder meer blijkt uit de jaarlijkse kunstmarkt, diverse (tijdelijke) exposities en kunsthuis SYB, dat jonge kunstenaars stimuleert in hun talentontwikkeling. De woon- en leefomstandigheden van de bevolking in met name het welgestelde Beetsterzwaag en Olterterp stonden in contrast met de manier van leven in de armere dorpen in de directe omgeving en de dorpen die ontstonden als gevolg van de veenontginningen.
4. De vervenersdorpen
In de delen van de gemeente waar dorpen ontstonden uit het veen, zoals Nij Beets en Tijnje, waren de leefomstandigheden doorgaans slecht. Er heerste armoede en de bevolking leefde in karige woningen, plaggenhutten of houten hutten. De bevolking was sterk op elkaar aangewezen. Veenarbeiders in de vervenersdorpen gelegen in het westelijke deel van de gemeente organiseerden met regelmaat veenopstanden met het doel betere lonen af te dwingen. De armoedige leefomstandigheden van de bevolking waren reden voor predikant Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919) zich in te zetten hun lot te verbeteren. Het socialistische gedachtegoed dat hij onder meer tijdens zijn bezoeken aan Nij Beets verkondigde, zou een belangrijke plek innemen bij de plaatselijke bevolking; het zorgde voor saamhorigheid en verbinding. Het sociale karakter komt ook vandaag de dag naar voren in Nij Beets. Er zijn tal van verenigingen, er worden jaarlijks een dorpsfeest en ‘boartersdei’ voor de kinderen georganiseerd. De inwoners van Nij Beets koesteren hun verleden en kennis van de geschiedenis van het dorp wordt levend gehouden. Hierin vervult ook het openluchtmuseum It Damshûs een belangrijke rol. Het oogstevenement Stoppeldei, dat sinds 2008 ieder jaar georganiseerd wordt, legt de nadruk eveneens op het verleden: onder meer oude ambachten, palingroken, de verkoop van streekproducten, ringsteken en antieke landbouwmachines staan centraal.
Net als Nij Beets is het nabijgelegen Tijnje ontstaan als vervenersdorp. Dankzij de inpoldering kon het drooggevallen land gebruikt worden door veeboeren, kleine koemelkers en huismannen (keuterboertjes met enkele stuks kleinvee die ook in dienst waren bij een grotere boer). Vanuit economisch oogpunt was de oprichting van de coöperatieve zuivelfabriek in 1916 van groot belang voor Tijnje. In het dorp werd veel coöperatief georganiseerd, door zowel boeren als later ook de winkeliers. In Tijnje speelt onderlinge saamhorigheid en gemeenschapszin nog steeds een belangrijke rol. Er is een gezonde middenstand ontstaan met een veelheid aan vaak eenmansbedrijven en Tijnje was daarmee een zelfvoorzienend en actief dorp met een hechte gemeenschap. Vandaag de dag kenmerkt het actieve, het zelfstandige en het er ‘samen voor gaan’ Tijnje en zijn bewoners nog steeds. Er worden verschillende dorpsfeesten georganiseerd die uniek zijn voor deze plek, evenals jaarlijkse winterfeesten met een braderie. Bijzonder is ook de carnavalsvereniging die al decennia bestaat. Vormgevende dragers voor de identiteit van het dorp zijn de bewaard gebleven zoals de zuivelfabriek, het oorlogsmonument op de algemene begraafplaats, de vele boerderijen, enkele historische panden aan de hoofdweg van het dorp, de zwerfkei, de watermolen bij de Uilesprong en de molen zonder wieken.
Gestoken turf uit het laagveengebied werd vervoerd naar verschillende delen binnen Nederland. Van oudsher speelde de ‘vlecke’ Gorredijk, nu de grootste plaats in Opsterland, een centrale rol in de turfwinning, als plaats waar goederen werden ingevoerd, opgeslagen en verhandeld, en als doorvoerhaven van turf naar Amsterdam, via de Opsterlandse Compagnonsvaart. Ook hier waren de leefomstandigheden sober. De bewoners van Gorredijk waren al vanaf de zeventiende eeuw actieve ondernemers en bedreven in het doen van handel. Om deze reden kregen de Gorredijksters de bijnaam ‘handjeklappers’ toebedeeld. Ook in het hedendaagse Gorredijk zijn deze kenmerken nog terug te vinden: Gorredijk is een plek met een actief ondernemersklimaat, organiseert elk jaar twee grote jaarmarkten en heeft bovendien elke woensdagmiddag een warenmarkt. Actief ondernemerschap, handelsgeest en een mentaliteit van doorpakken is kenmerkend voor de inwoners van Gorredijk. De zuidelijker gelegen dorpen Luxwoude, Jonkerslân en Langezwaag, in eerste instantie dorpen bestaand uit slechts enkele boerengezinnen, dankten hun uitbreiding aan de turfwinning en veenontginning.
Hoewel Frieschepalen en Siegerswoude in het oosten van de gemeente liggen, hebben ook deze dorpen hun oorsprong in de vervening. Zij zijn in de achttiende eeuw ontstaan als ontginningsdorp in het hoogveengebied, ook hier leefde de bevolking in grote armoede. Frieschepalen bestond echter al veel langer en was, voordat de vervening dorpsvorming veroorzaakte, deel van de Friese waterlinie. Frieschepalen had in vroeger tijden een schans. De schans is in 2014 weer gedeeltelijk opgebouwd en fungeert als “lieu de memoire”; een plaats van herinnering, waar mensen wordt duidelijk gemaakt dat het gaat om een bijzonder punt in het landschap. Het socialistische aspect dat van grote invloed was op de vervenersdorpen in het westen van Opsterland was in Frieschepalen en Siegerswoude minder aanwezig. In dorpen in het noordoostelijke deel van de gemeente alsook in Wijnjewoude speelde religie een belangrijke en verbindende rol in het dagelijks leven van de dorpsbewoners. Vooral in Ureterp was het geloof bepalend voor de sociale structuur binnen het dorp. Het geloof is in al deze dorpen ook nu nog erg belangrijk. In Ureterp onderhouden de inwoners hun contacten onderling daarnaast intensief via de 13 sportverenigingen en de 11 zang- en muziekverenigingen.
Enkele dorpen zijn in de afgelopen decennia echte forensendorpen geworden. Met de komst van de A7, en daarmee de gunstige ligging ten opzichte van Heerenveen of Drachten, is het karakter veranderd. Vooral Beetsterzwaag, Gorredijk, Ureterp, Wijnjewoude en Bakkeveen zijn geliefd onder mensen die zowel binnen als buiten de gemeentegrenzen werken. Het Opsterlandse inwonersbestand is dankzij de ontwikkelingen van de laatste decennia een mix van geboren en getogen Opsterlanders wiens voorouders hier hun wortels hadden en ‘nieuwkomers’ die zich van vanwege hun werk en de en de aantrekkelijke woonomgeving in een van de dorpen vestigden.